Geaccrediteerde nascholing
Menu

Projectieve identificatie in groepen; een therapeutisch potentieel

  • 00Wat zijn de kenmerken van een groep?
  • 01De taak van een psychotherapiegroep
  • 02Wat is projectieve identificatie?
  • 03Functies van projectieve identificatie
  • 04Projectieve identificatie in de groep
  • 05Werken met projectieve identificatie in de groep
  • 06Tot slot
  • 07Reacties (0)

Samenvatting

Samenvatting van geaccrediteerde nascholing
(eLearning; 1 PE punt)

In dit artikel wordt vanuit een algemene beschrijving van groepsprocessen toegewerkt naar een specifiek fenomeen binnen de context van een relatie, namelijk projectieve identificatie (PI). We spreken van projectieve identificatie wanneer een ondraaglijk gevoel of deel van het Zelf wordt geprojecteerd in de ander. De relatie is de drager van het fenomeen. In dit artikel, een beknopte samenvatting van het artikel zoals verschenen in nascholingsmagazine PsyXpert, streven wij ernaar een heldere omschrijving te geven waarmee vooral de clinical practitioner uit de voeten kan.

Psychotherapiegroepen
Een groep wordt gevormd wanneer er een onderlinge afhankelijkheid op een taak ontstaat. Psychotherapiegroepen zijn groepen die tot taak hebben door middel van psychotherapie verbetering te bewerkstelligen in klachten of inzicht te verkrijgen in de patronen die klachten geven of in stand houden. Psychotherapie is dus een breed begrip en staat los van de methode. De mate van cohesie in een psychotherapiegroep is van groot belang, het is een van de belangrijkste werkzame factoren in alle groepsbehandelingen. Cohesie staat of valt ten eerste bij het hanteren van de aan- of afwezigheid van psychotherapeuten en cliënten. Ten tweede is het belangrijk dat er vanuit de visie op de psychopathologie is nagedacht hoe de structuurelementen en de ontwikkelingsfases te hanteren: met meer of minder sturing vanuit de therapeuten. Afhankelijk dus van de egostructuur van de cliënten. Dit model heet Samenhangend behandelen.

Het proces van PI
De stappen in het proces van de PI zijn de volgende:

  1. De zender evacueert een ongewenst c.q. bedreigend affect of deel van het Zelf en projecteert dit op een ander, de ontvanger.
  2. De zender oefent druk uit op de ontvanger om zich net zo te gaan voelen en te gedragen.
  3. De ontvanger reageert op deze druk met identificatie met de geprojecteerde inhoud. In het beste geval kan de ontvanger de inhoud van de projecties containen en verwerken door erover te mentaliseren. Afhankelijk van de tegenoverdrachtsreacties van de ontvanger kan hij of zij er ook minder goed in slagen om de projecties te containen. Dit maakt dat de ontvanger zich naar de geprojecteerde inhoud gaat gedragen. In dit geval spreken we van enactment.
  4. De zender herinternaliseert de geprojecteerde inhoud, die bewerkt is door de ontvanger. 

Functies van projectieve identificatie
Volgens diverse auteurs, van wie Ogden misschien wel de belangrijkste is, wordt projectieve identificatie beschouwd als een psychologisch proces dat zowel een vorm van afweer is, een manier van communicatie, een primitieve vorm van een objectrelatie, als een weg naar verandering. Deze vier functies kunnen dus allemaal van nut zijn voor de zender. Het is afhankelijk van de context welke functie, welke betekenis bij projectieve identificatie vooraan staat.

Container
Volgens Bion is PI een van de meest belangrijke vormen van interactie tussen cliënt en therapeut, zowel in individuele psychotherapie als in een groep. Bion werkte met door WO II getraumatiseerde militairen en gebruikte daarin termen als ‘container’. In psychotherapie wordt dit begrip duidelijker: het functioneren als een container in psychotherapie is het ontvangen van de projecties van de cliënt(en) en deze bewaren en op een veilige manier verwerken. Ogden benoemt dat als een van de essentiële taken van de therapeut: het kunnen containen van de gevoelens van cliënten. De therapeut is hierbij geen leeg vat waarin van alles geprojecteerd kan worden. Het is de taak van de groepsleider de groep te helpen om chaotische interacties betekenis en samenhang te verlenen. Het is tevens de taak van de groepsleider datgene wat tot dan toe vastzat in het domein waar er nog geen woorden voor zijn, of waar het nog niet gevoeld kan worden, naar boven te laten komen en zichtbaar, voelbaar en bespreekbaar te maken.

Werken met projectieve identificatie in de groep
Om te kunnen blijven mentaliseren, en de sterke gevoelens die opgeroepen worden door projectieve identificatie te containen, helpt het als groepspsychotherapeuten zichzelf en elkaar de volgende vragen stellen:

  1. Stel vast dat het (mogelijk) om PI gaat.
  2. Wat voel ik? (in het hier-en-nu in de interactie met deze cliënt, met deze groep)
  3. Welke gedachten en fantasieën gaan er in mij om?
  4. Verzet ik me hiertegen? Zo ja, kan ik ze meer toelaten?
  5. Wat wil deze cliënt mij laten voelen? En waarom?
  6. Wat wil deze cliënt op deze manier aan mij laten weten?
  7. Wat is bedoeling ervan dat ik tijdelijk deze gevoelens te (ver)dragen heb?
  8. Welk verlangen gaat achter deze gevoelens schuil? Welke behoeften kleven hieraan?
  9. Hoe kan ik woorden geven aan wat ik voel, aan wat er in mij omgaat?
  10. Heb ik de woorden om hier iets van terug te geven aan mijn cliënt/groep?
  11. Is het voldoende als ik deze woorden voor mezelf houd (stille duiding en containen)?
  12. Of is ander gedrag van mijn kant al genoeg om verandering in gang te zetten?

PsyXpert
Dit artikel is een sterk verkorte weergave van het nascholingsartikel ‘Projectieve identificatie in groepen; een therapeutisch potentieel’ door drs. Corine van der Veer (psychoanalytisch en groepspsychotherapeut) en drs. Anne-Marie Claassen (psychotherapeut/programmamanager). Het volledige artikel is verschenen in nascholingsmagazine PsyXpert, editie 2019-4. Na het bestuderen van dit artikel:

  • weet u wat een groep is en wat de structuurelementen van een groep zijn;
  • weet u wat projectieve identificatie is;
  • begrijpt u hoe deze zich kan manifesteren in groepen (o.a. rolfixatie);
  • weet u wat u als groepspsychotherapeut moet doen in geval van projectieve identificatie;
  • weet u wat er gebeurt wanneer de groepspsychotherapeut niet of verkeerd intervenieert bij projectieve identificatie in de groep.

Bent u psychiater, klinisch psycholoog, NVP-lid of Eerstelijnspsycholoog NIP? Dan kunt u de bijbehorende e-learning vinden op www.psyxpert.nl en 1 PE-punt behalen.

Bent u lid? Log in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs Veer van der, C.W.M.
Claassen, A.M.T.S.
Thema Hoofdartikel - Diagnostiek
Accreditatie 1 accreditatiepunt
Publicatie 17 december 2019
Editie PsyXpert - Jaargang 5 - editie 4 - 2019-4

Leerdoelen

Na het bestuderen van dit artikel:

  • weet u wat een groep is en wat de structuurelementen van een groep zijn;
  • weet u wat projectieve identificatie is;
  • begrijpt u hoe deze zich kan manifesteren in groepen (o.a. rolfixatie);
  • weet u wat u als groepspsychotherapeut moet doen in geval van projectieve identificatie;
  • weet u wat er gebeurt wanneer de groepspsychotherapeut niet of verkeerd intervenieert bij projectieve identificatie in de groep.