Geaccrediteerde nascholing
Menu

'Objectieve biomarker gaat uitkomst bieden bij keuze behandeling'

Interview met prof. dr. Guido van Wingen

Door op 15-03-2021

Samenvatting van het interview met Guido van Wingen

In 2018 wordt psycholoog en neurowetenschapper prof. dr. Guido van Wingen benoemd tot hoogleraar neuroimaging in de psychiatrie aan de UvA. Als hoogleraar richt hij zich op fundamenteel onderzoek naar de werking van biologische en psychologische interventies en de ontwikkeling van klinische toepassingen. Meer specifiek doet Van Wingen met behulp van beeldvormende technieken (neuroimaging) onderzoek naar de onderliggende werkingsmechanismen van psychiatrische aandoeningen. Ook onderzoekt hij hoe succesvolle behandelresultaten voorspeld kunnen worden en hoe ze de hersenfunctie normaliseren. Dr. Hans Rohlof (psychiater bij GGZ Transparant en GGZ Integraal in Leiden) is redactielid van PsyXpert en interviewde Van Wingen voor PsyXpert 2021-01. 

Het was dit jaar het thema van het voorjaarscongres van de NVvP: precisie psychiatrie. Van Wingen legt uit hoe beeldvormende technieken kunnen helpen bij precisie psychiatrie. “In het huidige systeem verloopt de behandeling via stepped care. Er is op grote schaal onderzoek gedaan naar allerlei behandelingen. Daaruit weten we nu welke behandelingen bij de gemiddelde patiënt beter werken dan een placebo; dus deze behandelingen zetten we in. Maar de ‘gemiddelde patiënt’ bestaat niet. In de praktijk betekent dit dat initieel hooguit de helft van de patiënten daadwerkelijk baat heeft bij iedere stap. Later in de behandeling daalt dit cijfer naar een op de acht. Het doel van de precisie geneeskunde – want dit vakgebied loopt hierin voor op de psychiatrie – is iedere patiënt afzonderlijk te benaderen. Je wilt een behandelplan maken voor die ene patiënt die bij jou binnenstapt, en niet voor de groep waartoe deze patiënt behoort.”

Databases
Op dit moment kunnen we volgens Van Wingen niet anders dan stepped care aanbieden, omdat we niet weten welke behandeling het meest geschikt is voor de patiënt. “Helaas pakt deze gok te vaak niet goed uit. Bij de precisie psychiatrie is het doel dat we na diagnostiek bij binnenkomst al weten of een patiënt baat heeft bij behandeling X, Y of Z. Ik denk dat beeldvormend materiaal hierbij echt uitkomst gaat bieden. Andere vakgebieden zijn daar al veel verder mee: er bestaan al databases met enorme hoeveelheden foto’s, geoormerkt als pathologisch of niet. Daarvoor is gebruikgemaakt van deep learning, een vorm van machine learning waarbij gebruikt wordt gemaakt van algoritmen die zelf kunnen leren wat er aan de hand is. In de psychiatrie kun je dit toepassen op basis van beeldvorming van de hersenen geassocieerd met de outcome: wel of geen pathologie.”

Subtyperen
De psychiatrie is momenteel echter nog niet zover omdat er nog niet zo’n grote hoeveelheid data is verzameld. Moeten we nu dan starten met het verzamelen van data van patiënten met allerlei soorten depressies om te zien welke depressie op welke behandeling reageert, vraagt Rohlof zich af. Volgens Van Wingen is het specifieker dan dat. “Het idee van de huidige diagnostiek is dat op het moment dat je de diagnose helder hebt, je ook weet welke behandeling je moet toepassen. Daar gaat het echter al mis. Wat we nu kunnen bieden is een antidepressivum, stemmingsstabilisator, antipsychoticum of ritalin. Maar fijnmaziger wordt het niet, terwijl het aanbod van de patiënten veel diverser is. Derhalve denk ik dat we niet moeten kijken met welk type depressie iemand bij ons komt, maar op welk type behandeling deze patiënt gaat reageren. Is dat een SSRI, SNRI, TCA of juist lithium? Werkt cognitieve gedragstherapie of moet het juist psychotherapie zijn? Daarmee ga je niet subtyperen in bijvoorbeeld ‘een melancholische depressie’, maar in een ‘TCA-responsieve depressie’. Op die manier komen we sneller tot een behandeling en vergroten we de kans dat de patiënt daadwerkelijk baat zal hebben bij die behandeling.”

Extra tool
“Voor alle biomarkers geldt, dat dit een tool is om een indicatie te geven van de problematiek en wat mogelijk werkt. De behandelaar blijft echter aan zet. Het heten niet voor niets clinical decision support tools. Als behandelaar krijg je een extra tool naast je interview: een profiel met een lijstje dat suggereert dat er bijvoorbeeld 70% kans is op respons op een behandeling met TCA en 80% kans op respons bij een behandeling met venlavaxine. Vervolgens is het aan de behandelaar om te kiezen welke weg wordt bewandeld. Biomarkers zien geen context, de behandelaar wel. De behandelaar blijft de richting bepalen, het geeft alleen meer houvast. Bij een patiënt die met een eerste depressie binnenkomt, kies je niet direct voor ECT. Maar in plaats van het hele protocol te doorlopen en twee jaar bezig te zijn, zou je op basis van biomarkers al na enkele behandelingen de keuze voor ECT kunnen maken, in plaats van te wachten tot zich een chronische depressie ontwikkelt.”

PsyXpert
Dit artikel is een sterk verkorte weergave van het interview met Guido van Wingen. Het volledige interview is verschenen in nascholingsmagazine PsyXpert, editie 2021-01. Meer weten? Kijk op www.psyxpert.nl.

Bent u lid? Log in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Thema Interview
Publicatie 15 maart 2021
Editie PsyXpert - Jaargang 7 - editie 1 - 2021-1